Kaders en uitgangspunten begroting 2024 – 2027

Kaders en uitgangspunten begroting 2024-2027

Terug naar navigatie - Kaders en uitgangspunten begroting 2024-2027

In dit onderdeel staan de uitgangspunten en kaders waarbinnen het college de begroting 2023 - 2026 zal opstellen. 

  1. De ontwikkeling van de loonkosten van de gemeenteambtenaren volgt de cao. De laatst afgesloten cao heeft een looptijd tot 1-1-2024. Voor de jaren 2024 - 2027 houden wij rekening met een stijging van de totale loonkosten met 2,1%. Dit is inclusief de ontwikkeling van de werkgeverspremies.
  2. Voor de subsidies houden we rekening met een indexatieverhoging van 1,80% in 2024. Indien instellingen zelf een hogere cao-ontwikkeling hebben volgt er geen aanvullende compensatie. Met de instellingen is afgesproken dat voor het lopende jaar niet meer wordt gecompenseerd voor loonkostenstijgingen gekoppeld aan de ambtenaren cao. De jaarlijkse indexatieverhoging vindt plaats bij de verleningsbeschikking voor het subsidie jaar t+1. 
  3. De kosten van derden zijn goederen en diensten die aan de gemeente worden geleverd. Het gaat hier bijvoorbeeld om de kosten van energie, kantoorartikelen, accountantsdiensten, onderhoud aan gebouwen en infrastructuur, schoonmaak en softwarelicenties. Middels het herverdelen van de stelpost loon- en prijscompensatie verwachten wij de verschillende budgetten omtrent kosten van derden op orde te hebben. Vervolgens gaan we uit van een indexering van 1,5%. Hiermee onderstrepen we de blijvende inzet om goedkoper en met een hogere kwaliteit in te kopen. Daarnaast verwachten wij dat vanaf het huidige prijsplateau (zoals aangegeven verwerkt op de budgetten) de indexering (inflatie) weer een normaal verloop gaat krijgen. In het geval van excessieve stijgingen kan met onderbouwing aanspraak worden gemaakt op de algemene middelen via de reguliere voortgangsrapportages. Reguliere stijgingen dienen binnen het betreffende programma/beleidsveld te worden opgevangen. 
  4. Voor de leges, afvalstoffen- en rioolheffing geldt het criterium van 100% kostendekkendheid. Dit betekent enerzijds dat niet meer mag worden geheven dan de begrote kosten die gedekt worden met de heffing. Het betekent anderzijds dat kostenstijgingen bijvoorbeeld als gevolg van CAO ontwikkelingen in deze tarieven worden doorberekend. De hoogte van deze tarieven zijn onder meer afhankelijk van de tijdsbesteding en de kosten van overhead. De opbrengsten worden gebruikt om de kwaliteit van de activiteit te waarborgen en om personeels-, huisvestings- en materiaalkosten te dekken. Van een aantal tarieven wordt het maximaal te heffen bedrag vastgesteld door de Rijksoverheid zoals de tarieven voor reisdocumenten, het rijbewijs en de tarieven voor aktes uit de registers van de burgerlijke stand. 
  5. De Onroerende Zaakbelasting en de overige heffingen (precario-, toeristen-, honden-, reclame- en parkeerbelasting en marktgelden) stijgen kunnen jaarlijks nominaal stijgen met de consumentenprijsindex (CPI) zoals gepubliceerd door het CBS in januari van het jaar voorafgaand aan de begroting. Voor 2024 bedraagt de indexering (7,6%) (CPI januari 2023). In de meerjarenraming gaan we voor de jaren na 2024 uit van de relatief gangbare 1,5%.
  6. Als gevolg van ontwikkelingen op de kapitaalmarkt wordt het rente omslagpercentage voor de meerjarenbegroting 2024-2027 gesteld op 1,5%. Dit percentage gebruiken we ook als uitgangspunt voor de berekening van de lasten van (toekomstige) investeringen (kapitaallasten). 
  7. Voor de doorberekening van rente aan Bouwgronden in Exploitatie (BIE's) is de toegestane toe te rekenen rente gebaseerd op de daadwerkelijk te betalen rente over het vreemd vermogen. Hierbij wordt het gewogen gemiddelde rentepercentage van de bestaande leningenportefeuille naar de verhouding vreemd vermogen/totaal vermogen berekend. Om te voorkomen dat de renteparameter jaarlijks fluctueert, kiezen we in de meerjarenprognose voor een stabiel rentepercentage van 1,5%. 
  8. De afschrijving van de vaste activa vindt lineair plaats. Voor het afschrijven van de vaste activa hanteren we de afschrijvingstermijnen uit de financiële verordening. De afschrijvingen starten in het jaar na ingebruikname. Op gronden en terreinen schrijven we niet af. Investeringen beneden € 5.000 nemen we rechtstreeks in de exploitatie op, uitgezonderd de jaarlijkse vervanging van kleinere auto’s die samen worden geactiveerd. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd. 
  9. Voor verbonden partijen gaan we uit van dezelfde financiële uitgangspunten als voor de eigen begroting. De budgetten worden dus ook geïndexeerd. De meerjarenbegrotingen van de verbonden partijen worden verwerkt zoals aangegeven in de zienswijze die door uw raad is vastgesteld. 

Niet-autonome ontwikkelingen

Terug naar navigatie - Niet-autonome ontwikkelingen
  • Wijzigingen in de kostentoerekening voor wat betreft het effect op de tariefsverhogingen. Tariefswijzigingen zijn afgezien van aanpassing aan de inflatie altijd een keuze. 
  • Voorstellen waarin het beleid wordt gewijzigd of wanneer nieuwe initiatieven ten opzichte van de meerjarenbegroting 2024-2027 worden gedaan. 
  • Dalende rijksinkomsten voor specifieke taken. Het uitgangspunt bij rijksinkomsten is dat het gemeentelijk aandeel in de kosten niet stijgt. Bij een dreigende stijging, is het mogelijk dat een extra ombuiging nodig is. Deze keuze wordt op dat moment aan uw raad voorgelegd. 

Gehanteerde indexeringen

Terug naar navigatie - Gehanteerde indexeringen
Gehanteerde indexeringen 2024 2025 2026 2027
Loonpeil en sociale lasten 2,10% 2,10% 2,10% 2,10%
Materiele uitgaven 1,50% 1,50% 1,50% 1,50%
Subsidies 1,80% 1,80% 1,75% 1,75%
Gemeenschappelijke regelingen 1,80% 1,80% 1,75% 1,75%
Verzekeringen 1,50% 1,50% 1,50% 1,50%
Belastingen (lasten) 1,50% 1,50% 1,50% 1,50%
Kapitaallasten 1,50% 1,50% 1,50% 1,50%
Inkomsten 7,60% 1,50% 1,50% 1,50%