In 2020 zijn we overvallen door het coronavirus. De eerste helft van het jaar bestond voornamelijk uit monitoren of de continuïteit van de ondersteuning die inwoners kregen, binnen de door de Rijkoverheid gestelde regels, zo veel mogelijk gewaarborgd kon blijven. Dankzij creatief denken van diverse organisaties was dit het geval. Deze crisis heeft laten zien dat onder meer gezondheid, een sociaal netwerk en inkomen belangrijk zijn. Als gemeente leveren we daaraan een bijdrage op basis van: de Jeugdwet, de Wmo, de Participatiewet en de Wet Publieke gezondheidszorg. Met name die laatste wet waarvan één van de belangrijke pijlers de infectiepreventie is, heeft haar waarde bewezen.
Tegelijkertijd zullen de regels die de overheid heeft ingesteld om de besmetting met dit virus te beperken, nog lang, ver en op diverse gebieden doorwerken. Hoe dit financieel voor de gemeente uitpakt, wordt nauwlettend gemonitord. Wij kijken daarbij naar de kosten van deze pandemie en houden in de gaten of en hoe deze kosten door het rijk gecompenseerd worden.
Hoe de coronacrisis in de Vlaardingse samenleving op korte en lange termijn uitpakt, is nog niet duidelijk; we weten immers niet hoe lang en hoe indringend de gevolgen zijn. Het is onduidelijk welke regels om besmetting te voorkomen blijven bestaan en welke geleidelijk opgeheven zouden kunnen worden en voor welke periode dit is. Ook is onbekend of we te maken krijgen met nieuwe golven. Of en hoe deze onzekere situatie de normale dienstverlening in de weg staat, is niet duidelijk.
Naast de beperkingen heeft de coronaperiode ook aangetoond dat onze bewoners soms over meer veerkracht, creativiteit en hulpvaardigheid beschikken. Meer mensen dan voorheen bleken in staat om ondersteuning uit eigen omgeving te benutten. Ook omdat er in zijn algemeenheid een grote bereidheid was om elkaar, ook buiten de eigen kring, op allerlei mogelijke manieren te helpen en te steunen. Ook onze organisaties in Vlaardingen hebben in korte tijd nieuwe initiatieven ondersteund en ontwikkeld. Opvallend hierbij was dat samenwerking in deze crisissituatie vanzelfsprekender en gemakkelijker leek dan voorheen.
Dit alles sterkt ons in de gedachte dat er inderdaad nog winst te behalen is in onze ‘’civil society’. Daarom gaan wij door met het bouwen aan een ondersteuningsstructuur, waarop mensen die op enige moment behoefte hebben aan informatie, advies of hulp eenvoudig een beroep kunnen doen.
Deze structuur bestaat uit drie pijlers:
a) Een sterke basis in de samenleving
Daarin spelen preventie en algemene voorzieningen een belangrijke rol. Ook is er een wijknetwerk waarin informele en formele steun op een laagdrempelige manier gecombineerd worden.
b) Een goed functionerend wijkteam
Daar kunnen Vlaardingers terecht voor informatie en advies, voor basisondersteuning en toegang tot specialistische voorzieningen.
c) Een geschikt aanbod van maatwerkvoorziening en specialistische ondersteuning
Dit aanbod is divers en op de individuele vraag toegesneden.
Het realiseren van deze structuur binnen een krapper wordend financieel kader, blijft een uitdaging. Om dit voor elkaar te krijgen zetten we sterker in op een verschuiving van de achterkant (het verhelpen van problemen) naar de voorkant (het voorkomen van problemen). We moeten hierbij wel in ogenschouw nemen dat niet iedereen op elk moment de zelfde mate van zelfredzaamheid heeft of de eigen verantwoordelijkheid vorm kan geven of een sociaal netwerk heeft waar een beroep op gedaan kan worden. In De inwoner voorop geven we aan dat we een scherpere focus aanbrengen op het versterken van de basis in de samenleving. Daardoor vindt er een verschuiving plaats. De wijkteams krijgen andere vragen en er zijn minder specialistische ondersteuning en maatwerkvoorzieningen nodig. Bovendien leidt een versterking van de basis in de samenleving tot een grotere sociale samenhang, meer zelfredzaamheid, meer samenredzaamheid en meer participatie. Maar dat gaat niet vanzelf; er moeten ook door de gemeente keuzes gemaakt worden.
Om deze beweging voor elkaar te krijgen hebben we in ‘De inwoner voorop’ de beleidsmatige kaders geschetst. In het Herstelplan hebben we beschreven hoe we door het verschuiven van de focus naar preventie en vroegsignalering en door vraaggericht en integraal te werken de transformatie in het sociaal domein op een effectieve en efficiënte wijze tot stand kunnen brengen. Het is nodig dat wij regie, sturing en monitoring verbeteren.
Voor wat betreft de omslag van preventie naar vroegsignalering geldt dat door tijdig ingrijpen we erger voorkomen. Zo kunnen mensen langer zelfredzaam of samenredzaam zijn en doen ze minder beroep op specialistische ondersteuning. Het is belangrijk om effectieve preventieve interventies uit te voeren voor de meest kwetsbare groepen in onze stad. Deze interventies moeten vroegtijdig en laagdrempelig georganiseerd worden. De inzet van praktijkondersteuners jeugd bij de huisarts is daarbij cruciaal. Het wijknetwerk is een belangrijke basis. Daar krijgt namelijk de samenwerking tussen formele, informele zorg en ondersteuning en diverse andere partijen nog beter gestalte. In deze samenwerking kunnen partijen problemen eerder signaleren en effectieve ondersteuning bieden bij lichtere problematiek. Het wijknetwerk draagt ook bij aan een vergroting van sociale cohesie.
Voor wat betreft de omschakeling naar vraaggericht en integraal werken geldt dat we ons moeten richten op maatwerk. Dat wat de inwoner nodig heeft, is daarin leidend. Tegelijkertijd is niet alles wat mogelijk is, ook nodig. Integraliteit in de aanpak van problemen door organisaties is met name van belang voor bewoners die met meerder problemen kampen. Het moet voor hen niet uitmaken bij welk loket zij hun vraag stellen. Zij moeten er op kunnen vertrouwen dat hun probleem integraal aangepakt wordt en relevante partijen worden betrokken bij de aanpak. Een eventuele doorverwijzing of terugverwijzing moet gebeuren zonder bureaucratische rompslomp. Samenwerken, afstemmen en afwegen van alle belangen door de samenwerkende professionals is belangrijk. Stapeling van voorzieningen kan daarmee teruggebracht worden. En dit gaat resulteren in betere hulpverlening. Om dit te bereiken is het nodig dat betrokken organisaties beter in stelling gebracht worden. Een casusregisseur moet mandaat krijgen waardoor deze rol steviger is en van daaruit optimaal gedaan kan worden wat nodig is.